De Epagneul Francais is van oudsher een jachthond.


Jachteigenschappen: De Epagneul Français jaagt gepassioneerd in zware dekking en moeras. De hond is een echte wildvinder. Met middelmatige snelheid slaagt de Français erin om ieder stukje van het terrein grondig af te zoeken. Daarbij schuwt de hond geen enkele ruigte of natte gedeelten van het terrein. De ijver en de werklust die daarvoor nodig zijn siert dit ras. Als de hond het wild verwaait, wordt dit in fraaie stijl voorgestaan, onwrikbaar tot de voorjager de hond is genaderd en dan energiek op de lopers of de wieken gebracht. Het apport van de Epagneul Français is natuurlijk en zachtmoedig. We treffen geen honden aan die het wild aanvreten. In het bouwland en voor de voet bejaagt, ontpopt de Epagneul Français zich tot een stijlvolle trailer die moeiteloos een patroon van 60m naar beide zijden neerlegt in bieten, groenbemesting of ander gewas. Menig jager met geweer zal de Français voortdurend volgen met het oog. Staat de hond immers voor dan is het vrijwel altijd raak. Markeren, verloren zoeken en apporteren is het vervolg. Ook in gezelschap jaagt de Français sociaal en effectief. Door het bonte patroon en het elegante silhouet ontsnapt de hond niet aan de aandacht van de voorjager.


Om deze jachteigenschappen in goede banen te leiden is het belangrijk om al op jonge leeftijd te beginnen met trainen.


Zelf train ik al vanaf jonge leeftijd met Lune en Siffler, we zijn begonnen met puppy jachthondentraining en vervolgens doorgestroomd naar de beginners en gevorderden groep. Ik train wekelijks in groepsverband, daarnaast train ik regelmatig zelf met Lune en Siffler tijdens wandelingen.

Lune gaat al van jongs af aan mee op jacht. Ze heeft een geweldige neus en weet menige haas te vinden. Er is niks mooier dan een dag in het veld waarbij Lune in haar element is, het veld afzoekt en daarbij mooie brede slagen maakt op de wind.

Het is de bedoeling dat Siffler dit jaar ook meegaat en zo in Lune's voetsporen gaat treden.

Bovenstaande foto is gemaakt tijdens de jacht waarbij Lune staat te wachten voordat we met de volgende drift beginnen.


Een aantal van mijn pups heeft mooie resultaten geboekt tijdens wedstrijden in Nederland of in het buitenland, Hierover meer op de pagina Nieuws


Hieronder vindt u uitleg over de verschillende soorten trainingen die passen bij de EF.

 Jacht - Jachthondentraining - SJP/MAP - Veldwerk - Zweetwerk 

Jacht / jachthondentraining

Een jachthond is onmisbaar tijdens de jacht. Een hond heeft een neus, die vele malen beter is dan de neus van de mens en dat maakt van de hond voor het opsporen van wild, voor of na het schot een onmisbare schakel in de weidelijke uitvoering van de jacht. Jachthondentraining sluit aan bij de passie van de EF. Dit is het samen werken met en werken voor de baas. De EF jaagt gepassioneerd, gaat door zware dekking, moeras en schuwt daarbij geen enkele ruigte of natte gedeelten. De EF is vol ijver en werklust en heeft een grote will to please.


Om de hond mee te nemen op jacht hebben zowel de hond als de voorjager jachthondentraining nodig. Echter hoef je geen voorjager/jager te zijn om jachthondentraining te volgen.

Het is belangrijk om al op jonge leeftijd te beginnen met trainen en zo een goede basis te leggen.

Om de EF in de praktijk te kunnen gebruiken of om jachthonden proeven mee te lopen, zijn er behalve de aangeboren aanleg, ook trainingen nodig. Het jachtinstinct moet gestimuleerd en ontwikkeld worden, hiernaast is de basis van gehoorzaamheid niet onbelangrijk.

Een gepassioneerde jachthond zonder enige vorm van gehoorzaamheid is een ongeleid projectiel. Tijdens de jacht vindt de jager dit niet leuk en zien ze deze hond dan ook liever gaan dan komen. Enige mate van zelfredzaamheid bij de hond is echter wel gewenst, anders zou de hond continu vragen wat te doen. De ideale jachthond heeft initiatief, doorzettingsvermogen, drive om te werken en wil vooral samenwerken met de voorjager. 



SJP / MAP

Jachthondentrainingen worden afgesloten met een examen de SJP (standaard jachthondenproeven). Deze vinden plaats van juli tot half oktober en bestaan uit kunstmatige opdrachten waarbij de bruikbaarheid van de jachthond voor het werk ná het schot wordt getest. Bij deze jachthondenproeven gebruikt men dood (koud) wild. 

Het eerste diploma dat een hond kan halen, is het C-diploma. Dit bestaat uit basis gehoorzaamheids (appèl) oefeningen en eenvoudig apporteerwerk. Voor het B-diploma moet de hond niet alleen voldoendes halen voor de C-onderdelen, maar ook drie verschillende apporten met een hogere moeilijkheidsgraad binnen brengen. Het A-diploma wordt uitgereikt aan combinaties die alle voorgaande oefeningen voldoende afgerond hebben, en daarnaast door middel van dirigeren (de hond wordt hierbij op afstand gestuurd) en via een sleepspoor (een kunstmatig getrokken spoor van 150 tot 300 meter lengte) het wild binnen brengen. Honden die een B- of A-diploma hebben behaald, kunnen vervolgens meedoen aan de Meervoudige Apporteer Proeven (MAP). Een MAP bestaat uit een aantal meer op de jachtpraktijk gerichte, niet gestandaardiseerde, meervoudige apporteerproeven. Bij deze wedstrijden worden de prestaties van de deelnemende honden bij het werk na het schot beoordeeld. Voor staande honden wordt ook gekeken naar het werk voor het schot, tijdens veldwedstrijden. Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 140 veldwedstrijden georganiseerd door de rasverenigingen. Op de website van de ORWEJA vind u alle informatie over de Jachthondenproeven, veldwedstrijden en de Meervoudige apporteerproeven.



Veldwerk

Het veldwerk is het werk voor het schot en is gebaseerd op de jachtpraktijk. Hierbij is de hond aan het werk voordat het schot valt. En dat werk is het opzoeken van het (veer)wild in het veld.

De hond zoekt in een patroon het veld af, geholpen door de wind (waardoor hij verwaaiing kan opvangen). Zodra hij wild in de neus heeft, staat hij voor en wijst hij als het ware met zijn neus de plaats van het wild aan. Als de hond met overtuiging voorstaat zal het wild niet gaan lopen of opvliegen. De hond moet nu wachten op de voorjager, pas als die er is, mag het wild opgestoten worden. 


In theorie klinkt dit simpel, maar in de praktijk betekent dit vele trainingsuren in het veld en veel oefenen.
Dit is een moeilijk spel zowel voor de hond als de voorjager. Je bent afhankelijk van meerdere factoren: hoe is het weer en vooral de wind, hoe ligt het veld en welk gewas groeit er, hoe gedraagt het wild zich, hoe is de samenwerking tussen jou en je hond, in welke periode van het jaar zitten we op welk wild mag er gejaagd worden?

Er wordt bij dit “werk voor het schot” een groot beroep gedaan op de in aanleg aanwezige jachtpassie van de hond. Het samenspel dat er moet ontstaan tussen voorjager en hond om samen tot succes te komen, kost wel wat kilometers en uurtjes aan training, maar een hond te zien jagen en voorstaan blijft een van de mooiste dingen die je kunt beleven met je staande jachthond.



Zweetwerk

Zweetwerk is het speurwerk van een jachthond met voorjager naar aangereden of aangeschoten grof wild

Zweet is een jagersterm voor bloed. 

Hond en voorjager zijn een team dat de nazoek verricht. Het is niet alleen de hond die het spoor volgt. Immers zodra de hond bijvoorbeeld van richting verandert, zal de voorjager moeten checken of hij inderdaad een verwijzing ziet waaruit hij kan opmaken dat het spoor inderdaad van richting is veranderd. Het kan nog wel eens gebeuren dat dwars over het spoor ander wild gelopen heeft en de hond dat spoor oppakt.


De zweetwerktraining

Het zal duidelijk zijn dat in een training geen spoor wordt gevolgd van aangeschoten wild. In de training wordt vooraf een spoor uitgezet met runderbloed. Afhankelijk van de ervaring van voorjager en hond is het spoor dat uitgezet wordt een vers of een oud spoor.

Bij de start van het spoor is een wondbed gemaakt. De voorjager bespreekt met de trainer het wondbed en er wordt vervolgens afgestemd of je een lang of korte nazoek kunt verwachten. Terwijl de voorjager het wondbed inspecteert, zit de hond op afstand en wacht op het eerste commando ‘zoek spoor’. Het is dus zaak dat de hond goed onder appèl staat.

Gedurende de training komt het appèl tijdens de nazoek, het ritueel bij de start en het leren lezen van je hond aan bod. Er wordt aandacht besteed aan de kennis over de vegetatie en het grof wild.